Naar schatting hebben 2,5 miljoen mensen moeite met taal, rekenen of digitale vaardigheden. “Laaggeletterdheid is in Nederland dan ook een groot, maatschappelijk probleem”, schreef de SER onlangs in het advies ‘Samen werken aan taal’. Ook professionals bij gemeenten of andere organisaties die Mobility Mentoring® informed werken komen in hun dagelijkse praktijk vaak in contact met laaggeletterden. In het project Mobility Mentoring® Taalvaardig onderzoekt Stichting Lezen & Schrijven daarom samen met Platform31 hoe we binnen Mobility Mentoring® meer rekening kunnen houden met laaggeletterden.
Volgens Stichting Lezen & Schrijven zijn laaggeletterden drie keer zo vaak afhankelijk van een uitkering als niet-laaggeletterden, 23,8 procent tegenover 9,3 procent (Christoffels, Baay, Bijlsma, Levels, 2016). Vaak hebben zij moeite met het onthouden van afspraken, het bewaren van overzicht over inkomsten en uitgaven of het regelen van bankzaken via internet. Laaggeletterdheid komt onder mensen met financiële problemen vaker voor. Van de mensen die deelnamen aan het onderzoek bij Kredietbank Nederland en Syncasso valt 50,3 procent in de risicogroep voor laaggeletterdheid (Keizer, 2018). Professionals bij gemeenten of andere organisaties die Mobility Mentoring® Informed werken, komen in hun dagelijkse praktijk dus ook vaak in contact met laaggeletterden. Dit gaf aanleiding voor Platform31 om samen met Stichting Lezen & Schrijven een project te starten. Daarin bekijken zij wat er nodig is om Mobility Mentoring® toegankelijker te maken voor laaggeletterden en hoe professionals laaggeletterdheid kunnen herkennen, bespreekbaar kunnen maken en laaggeletterden kunnen doorverwijzen naar scholing.
Mobility Mentoring®
Taalvaardig
Op 6 mei 2019 vond de kick-off bijeenkomst van het project Mobility Mentoring®
Taalvaardig plaats. Daar gingen projectleiders en professionals van
organisaties die Mobility Mentoring® informed (gaan) werken met elkaar en
Stichting Lezen & Schrijven in gesprek. Waar lopen de professionals die al
werken met de aanpak in hun dagelijkse praktijk tegenaan als het gaat om
laaggeletterdheid? En wat is er nodig om laaggeletterde mensen beter te helpen
met Mobility Mentoring®? Volgens een aantal gemeenten die al werken met de Mobility
Mentoring® aanpak, wordt in de aanpak te weinig rekening gehouden met
laaggeletterden. In de instrumenten waarvan gebruik wordt gemaakt bij Mobility
Mentoring® worden bijvoorbeeld veel (moeilijke) woorden gebruikt. Professionals
die werken met deze aanpak proberen in hun dienstverlening niet alleen rekening
te houden met de effecten van stress op het gedrag van mensen, maar kijken ook
naar de achterliggende, sociale problemen en pakken deze in samenhang met
elkaar aan. Deze professionals kijken dan ook naar andere belemmeringen in het
leven van hun inwoners die een toekomst zonder geldzorgen in de weg staan.
Tijdens een verdiepingssessie over laaggeletterdheid vorig jaar, vertelde Anja
Bijl, medewerker Thema’s en Innovatie bij Stichting Lezen & Schrijven dat laaggeletterdheid
één van de belemmeringen kan zijn.” Daar kregen de leden van het Mobility
Mentoring® Netwerk een aantal tips hoe zij rekening kunnen houden met
laaggeletterde inwoners. Maar er is meer voor nodig om de werkwijze ook echt af
te stemmen op de groep laaggeletterden. “Het huidige project richt zich op de
doorontwikkeling van die werkwijze en juiste afstemming ervan op de groep
laaggeletterden”, zegt Tamarah Collij, projectleider bij Platform31. “We
betrekken hier juist ook professionals bij omdat zij als geen ander zicht
hebben op de dagelijkse praktijk.”
Mobility Mentoring®
en laaggeletterdheid
In veel gemeenten krijgt laaggeletterdheid steeds meer bekendheid. Ook de
SER benadrukte onlangs dat het hoge aantal laaggeletterden een groot
maatschappelijk probleem vormt. “Niet alleen voor de laaggeletterden zelf, maar
ook voor werkgevers en overheid. Meer urgentie, middelen en samenwerking zijn
nodig om deze grote, maatschappelijke uitdaging écht aan te pakken”, aldus SER
voorzitter Mariette Hamer. Ook gemeenten zien steeds vaker het belang. Laaggeletterdheid
komt veel voor bij de doelgroep van de gemeenten. Dat bleek ook uit de
besprekingen van de lokale werkwijze van gemeenten tijdens de kick-off
bijeenkomst. “Het is belangrijk om laaggeletterdheid te kunnen signaleren en te bespreken en de inwoner
op basis daarvan te verwijzen naar het juiste aanbod”, vat Collij de discussie
samen. “Daarbij is het goed als er sprake is van een warme overdracht. Hoe
worden inwoners die gemotiveerd zijn om met hun taal-, rekenvaardigheden of
digitale vaardigheden aan de slag te gaan doorverwezen? De professional hoeft
niet al het aanbod te kennen, maar moet vooral weten wanneer en hoe hij moet
doorverwijzen.”
Sommige organisaties stelden zelfs al doelen op ten aanzien van dit thema. Zo wil gemeente Zaanstad een slag maken met de Brug naar Zelfredzaamheid® (een instrument uit Mobility Mentoring®). Zij ontwikkelden al een Brug met pictogrammen. De gemeente Alphen aan den Rijn brengt de aanwezigheid van Taalhuizen onder de aandacht bij hun inwoners. Zo willen zij meer motivatie en bewustwording bij de inwoners realiseren.
De gesprekstafels
Om erachter te komen wat er volgens de aanwezigen nodig is in het traject,
zijn de deelnemers aan de kick-off bijeenkomst met elkaar in gesprek gegaan.
Aan gesprekstafels werden de onderwerpen: ‘klantreis’, ‘workshops voor
professionals’, ‘ondersteunde materialen’ en de Brug naar Zelfredzaamheid®
besproken. Met een aantal vragen verkenden de deelnemers hun behoeften voor het
verbeteren van de verschillende onderdelen. Zij kregen direct tips en de
gesprekken leveren waardevolle input voor het vervolg van het traject. Aan de
tafel over de klantreis werd bijvoorbeeld gesproken over het herkennen en
bespreekbaar maken van laaggeletterdheid met de inwoners. “Zet
laaggeletterdheid niet als een apart iets weg”, aldus een van de projectleiders
van Stichting Lezen & Schrijven. “Maak signaleren, bespreken en doorverwijzen
van laaggeletterdheid een vast onderdeel van het werk.” In de gesprekken over
de workshops en materialen ging het vooral over de invulling en op maat maken
van de in te zetten middelen.“ Geef niet teveel theorie over laaggeletterdheid
tijdens de workshop en leg het accent op de praktijk: op het herkennen en
bespreekbaar maken”, was één van de tips. Leden van het Mobility Mentoring®
netwerk hebben reeds bestaande materialen aangepast op laaggeletterden. Deze
kunnen ook door andere organisatie gebruikt worden.”
En hoe nu verder?
Op 6 juni vond een sessie plaats met een testpanel van Stichting ABC. Hierin
testten Taalambassadeurs, die zelf vroeger moeite hadden met lezen en schrijven
en die getraind zijn in het kritisch kijken naar teksten, de Brug naar
Zelfredzaamheid® en het Doelactieplan. Deze uitkomsten worden meegenomen in het
verdere traject. Sophie Luijpen en Tamarah Collij van Platform31 gaan samen met
Anja Bijl en Annelies Jacobs van Stichting Lezen & Schrijven aan de slag
met het ontwikkelen van instrumenten van Mobility Mentoring® speciaal voor de
doelgroep laaggeletterden, workshops voor professionals en het integreren van
laaggeletterdheid in de bestaande werkwijzen binnen de dienstverlening van
gemeenten. Hierin worden de punten die tijdens deze sessie naar voren zijn
gekomen meegenomen. Heb je verder nog vragen, opmerkingen of tips? Neem dan
contact op met Sophie Luijpen via sophie.luijpen@platform31.nl.
Wie doen er mee aan
dit project?
Eerder vroegen we de leden van het Mobility Mentoring® netwerk of ze
interesse hadden om deel te nemen aan dit project. De gemeenten Alphen aan den
Rijn, Zaanstad, Groningen, Hoogeveen, Brunssum en Haarlem gaven aan graag mee
te doen.